Cd Reiziger
1. Reiziger in niemandsland
dhf. 24.06.84
Hij loopt door lang vergeten steden
Herkent geen gevel, straat of plein
De tijd is hier voltooid verleden
En hij herinnert zich geen reden
Om hier te zijn.
En woorden zullen hem niet baten
Wanneer hij vraagt wat dit beduidt
Want de gebouwen zijn verlaten
Er is geen leven in de straten
En geen geluid.
Er groeit geen gras tussen de stenen
De tuinen kennen boom nog heg
Hun namen zijn sinds lang verdwenen.
En door de koude zon beschenen
Gaat hij zijn weg.
De hele reis treft hij geen water
Verloren staan fontein en brug
Soms barst hij uit in wild geschater
En roept hij tegen niemand: ‘later
komt nooit meer terug!’
Hij loopt door lang vergeten tijden
Herkent de stilte om zich heen
Kan één conclusie niet vermijden:
Niemand zal hem ooit bevrijden.
Hij is alleen.
2. Sprookje
dhf. 21.10.82
Gerucht is een vorst in een kleurloos paleis
De vloeren zijn grijs en de wanden zijn grijs
Met deuren van mist en met ramen van nevel
Met meubels van wrok, gewreven met wrevel
Met zalen vol manshoge spiegels van ijs
Zo is dat paleis, ja, zo is dat paleis
Met zalen vol manshoge spiegels van ijs
Zo is dat paleis, ja, zo is dat paleis
Gerucht die heeft schaduw en schim als bediende
En zo ontvangt hij zijn duizenden vrienden
Met duizenden oren waar hij dan mee luistert
Met duizenden monden waar hij dan mee fluistert:
Verhalen die niemand zelfs dromen maar dorst
Behalve de vorst. Ja, behalve de vorst.
Verhalen die niemand zelfs dromen maar dorst
Behalve de vorst. Ja, behalve de vorst.
Gerucht heeft een broer. Zijn broer heet geloven
Gerucht woont beneden, zijn broer die woont boven
En samen delen zijn één maîtresse
Een beeldschone vrouw van grote noblesse
Haar naam is waarheid. De waarheid zelf:
Gerucht heeft een helft en geloven een helft.
Haar naam is waarheid. De waarheid zelf:
Gerucht heeft een helft en geloven een helft.
En vraag je gerucht: Waar kom je vandaan?
Dan zegt hij eenvoudig: spontaan ontstaan.
Mijn vader is niemand, mijn moeder is lucht
En van die verbintenis ben ik de vrucht.
Althans.., zo gaat de vorst dan voort,
Dat heb ik gehoord. Dat heb ik gehoord.
3. Mensenwinkel
Ach, u komt een kindje kopen.
Kijkt u rustig even rond
Wij zijn toch tot zes uur open.
Zoekt u bruin of zoekt u blond?
Ja, de jongens liggen achter
En de meisjes liggen voor.
Inderdaad, die zijn veel zachter
Zeker, ook veel schoner hoor.
Nou, het moet wel vaker huilen,
Dat ligt in zo’n kind zijn aard.
Ja u kunt het altijd ruilen
Als u maar de bon bewaart
Die, dat zijn de vreemde landen,
Elke kleur zoals u ziet.
Nee, een kind met gouden handen
Dát verkopen wij hier niet.
Is die gele echt beschadigt?
Nou, Chinezen zijn heel taai.
Oh, u vindt ze overdadig.
Ik geef toe, het wordt wat saai.
Wat vindt u van dit juweeltje,
Vindt u dat niet heel apart?
’t Is een homosexueeltje
..en ik heb ze ook in ’t zwart.
Nee mevrouw, dat zijn restanten,
Allemaal van vorig jaar.
Ach, je doet het voor je klanten,
’t is van alles door elkaar.
Ja, je blijft er soms mee zitten.
Ja, dat is dan wel een strop.
Als je bruin hebt, vraagt men witte.
Nee, de Joden, die zijn op.
Vindt u ’t moeilijk te beslissen?
Kijkt u rustig even rond.
Bent u bang zich te vergissen?
Neemt u dan gewoon een hond.
4. Teleurgesteld
De teleurgestelde man
Probeerde zijn teleurstelling vorm te geven
Het resultaat stelde hem teleur
Zo moest hij ervaren
Dat zelfs zijn teleurstelling
Teleurstellende proporties had.
Elke nieuwe dag
Bracht nieuwe teleurstellingen
En elke dag opnieuw
Was hij teleurgesteld.
Toen dan de mensen eindelijk
Zijn teleurstellingen zagen,
Verdween tussen beide het onderscheid
En lang voor zijn dood
Was hij vergeten, merkte hij…
5. Muurvast
dhf. 24.10.83
Muurvast in een situatie
Die hij aldoor zelf creëert
Door een cirkelredenatie
Die een middelpunt ontbeert
Loopt hij steeds dezelfde ronde
Vastberaden, levenslang
Overtuigd van eigen zonde
En voor straf dus altijd bang
Steeds wendt hij de blik naar buiten
Ziet hoe alles divergeert
Maar hij kan maar niet besluiten:
Binnen is het omgekeerd.
Dan, als hij uit angst gaat bidden
Leert hij op genade hopen.
Laat zichzelf zo in het midden
Door er steeds omheen te lopen.
6. Vijf voor tien
dhf. 29.09.82
Het is al vijf voor tien
De tijd is omgevlogen
Het is al vijf voor tien
Je hebt je vrouw bedrogen
Om kwart over negen ben je begonnen
Die slappe smoes was snel verzonnen
Je schaamte sneller overwonnen
Nu is het vijf voor tien
Het is al vijf voor tien
Je zit al te verzinnen
- het is al vijf voor tien –
Hoe kom ik dalijk binnen…
Om kwart over tien de sleutel in ’t slot
Hallo zeg je vlot maar ook niet té vlot
Je maakt voor geen goud je huwelijk kapot
Het is nog vijf voor tien
Het is al vijf voor tien
Als ik je zie vertrekken
- het is al vijf voor tien –
Denk ik je kan verrekken
Om kwart over elf nog één sigaret
Deur op slot, lichten uit, naar boven, naar bed
En morgen weer, dan zeg ik het:
Het is al vijf voor tien
Het is al vijf voor tien
Ga nu maar..
7. Gesprekssituatie
dhf. 24.10.83
In de gegeven situatie…
- zei hij, maar er kwam niets achteraan -
wat zeg je? – zei ze –
Ik kan je niet verstaan
In de gegeven situatie…
- zei hij, maar nu op luide toon -
oh… - zei de vrouw –
Nou, zeg dat dan gewoon
In de gegeven situatie…
- zei hij, maar verzonk weer in gedachten -
De vrouw keek naar de man
En zweeg en wachtte.
In de gegeven situatie…
- hernam hij, plotseling met vaste stem -
Hij keek haar vragend aan
En zo keek zij naar hem.
In de gegeven situatie…
- zei hij weer en wachtte even -
Ja - zei de vrouw –
Die situatie is gegeven.
In de gegeven situatie…
- zei de man, alsof hem iets bezwaarde -
Ach - zei de vrouw –
Die kun je ook aanvaarden.
In de gegeven situatie…
- zei de man, terwijl hij lachte –
Ja - zei de vrouw –
Dat is ook mijn gedachte…
8. Structuur
Ook heb ik vaak gesprekken
Die ik niet kan begrijpen
Vanmiddag nog.
Wat ik opschrijf en waarom
Dat is volledig onbegrijpelijk
Hoe ik schrijf
Dat zal wel nooit begrepen worden
Er is vandaag een taal in mij
Die weigert mijn woorden te gebruiken
Er is een bloem die wil ontluiken
Maar ik kan er nu niet bij.
9. Het lieve leven
dhf. 27.05.82
Ik geef me zó gewonnen
Ik heb het niet bedacht
Ik heb het niet verzonnen
Ik heb het niet verwacht
Ik geef me zó gewonnen
Al bij de eerste keer
Het is nog niet begonnen
Of ik verlang naar meer
Het lieve leven lacht me toe
Het lieve leven lacht me toe
Het lieve leven lacht me toe
’t lieve leve lacht….. me toe
Ik geef me echt gewonnen
Lig languit in het gras
Noem het maar onbezonnen
Maar doe dat later pas
Het lieve leven lacht me toe
Het lieve leven lacht me toe
Het lieve leven lacht me toe
’t lieve leve lacht…..
Het lieve leven lacht me toe
Het lieve leven lacht me toe
Het lieve leven lacht me toe
’t lieve leve lacht….. me toe
10. Zomerlandschap
dhf. 27.05.82
Ik groef een graf in een verlaten weide
Er bloeiden bloemen in het hoge gras
Er was mij niet verteld voor wie het was
Dat ik die koele rustplaats toebereidde
Ik deed mijn werk en stelde mij terzijde
Toen ik een kind zag naderen de zandweg af
Het liep heel zeker in de richting van het graf
En er was niemand die het begeleidde
Toen het vlakbij was, zag ik wie het was
Ook mij herkende, merkte ik, het kind
Wij zwegen. Zwegen lang. De zomerwind
Verwoei de geuren van de grond en van het gras
Toen het ging liggen en de ogen sloot
En ik de kluiten aarde op zijn lichaam schepte
Hoorde ik hoe in de ongerepte
Zomeravond nog een late vogel floot
11. Bescheiden Lichaam
dhf. 27.04.83
Geen lichaam dat ik zó van binnen ken
En mij zó onbekend is als het mijne.
Ik weet dat het ontstaan is en ik ben
Vertrouwd met het idee van zijn verdwijnen
Maar wat daar tussenin gebeurt is nogal vaag
En hoe het werkt, dat zal ik nimmer weten.
Het slaapt veel en het ademt altijd graag
En het moet regelmatig drinken en wat eten
En donkere organen in hun rusteloos bestaan
Verrichten binnen zwijgend hun eentonig werk
En innig samenwerkend maken zij zich sterk
Om mij maar zorgeloos mijn gang te laten gaan.
Bescheiden lichaam. Nauwelijks bewust
Van wat ik dag en nacht van je ontvang
Leef je mijn leven en in alle rust
Geef je mij innerlijke samenhang
12. Vanavond
Vanavond schrijf ik liever dan ik lees
Vanavond blijf ik liever.
Vanavond, lieve,
Blijf ik niet.
Ik drink vanavond liters, lieve.
Vanavond stenen pullen, lieve,
Liters lauwe liters, lieve.
Lieve liters lullen, lieve.
Ik zal brieven naar je schieten,
Liters brievenin je gieten
Nu liever niet, lievernieten, lieve,
Vanavond liever niet.
Vanavond drink ik liever, lieve.
Vergeten gieter lullen lieve,
Vanavond zal ik je onthullen-
Lieve, nee – vanavond niet.
13. Brief
dhf. 04.01.83
Lieve..
Wat ik je dringend zeggen wilde is me nu ontschoten
Misschien, tegen de tijd dat jij dit leest
Komt het mij plotseling weer voor de geest.
Wat mijzelf betreft, ik ben nu vastbesloten
Terug te gaan. De onzekerheid hier
Maakt mij bij vlagen radeloos
In het vergeten huis
In een vergeten kast
Op een vergeten plank
Ligt een vergeten brief
Als ik die doorlees thuis
Houdt ieder woord mij vast
Ik hoor van je stem de klank
En heb je weer even lief
Er zijn af en toe dagen
Dat het leven mij schier ondragelijk voorkomt,
Zonder aanleiding of reden.
Beneden is het huis al ontruimd,
Alles staat in de schuur.
Er is, vrees ik, niet aan te ontkomen
Dat ook de kelder leegmoet.
In het vergeten huis
In een vergeten kast
Op een vergeten plank
Ligt een vergeten brief
Als ik die doorlees thuis
Houdt ieder woord mij vast
Ik hoor van je stem de klank
En heb je weer even lief
Op den duur went alles, zeggen ze. Maar ik moet het nog leren
Me niet te generen als die vreemde mannen
Daar tussen al mijn spullen lopen.
Ze doen letterlijk alles open:
Kasten, kisten, laden, dozen..
Gisteren bracht er een me de verdroogde rozen
Van een bruidsboeket. Wie had die bewaard?
Ik verbrandde ze maar in de haard.
Evenals enkele dozen met brieven.
Toch schrijf ik je dit alles niet om dit te schrijven
Lieve lieve
Maar wat ik je dringend zeggen wilde
Moet blijkbaar verborgen blijven...
Intussen
Adieu
En 1000 kussen,
(2x)
In het vergeten huis
In een vergeten kast
Op een vergeten plank
Ligt een vergeten brief
Als ik die doorlees thuis
Houdt ieder woord mij vast
Ik hoor van je stem de klank
En heb je weer even lief
14. Verlangen
dhf. 11.10.81
Verlangen is twee benen
Waar slapeloos op hinkt
Veilig binnen eigen grenzen
Zolang niemand binnendringt
Verlangen is blote lijven
Met zachtaardige contouren
Zonderling geneigd tot zuchten
Als de vingers ze beroeren
Lalalalalalalalalalalalalalalala
Verlangen heeft weke knieën
Waarvan je het vloeien kunt voelen
Ik raak je niet aan, want zie je
En weet dan al wat ze bedoelen
Verlangen is nogal onhandig
Beide handen in de zakken
Van niet weten waar te kijken
Van niet durven vast te pakken
Lalalalalalalalalalalalalalalala
Verlangen is een gehoorzaam kind
dat opgevoed wordt met gezag
Het wil een liedje zingen maar
Het weet niet of dat mag
Lalalalalalalalalalalalalalalala
15. Jij en ik en tijd
dhf. 11.06.84
Tijd geef ik voeten om te lopen,
En handen om je aan te raken.
Mijn uren houd ik naar je open.
En in seconden zal ik dopen
De woorden van onzekerheid.
Om zo van jij en ik,
Om zo van jij en ik en tijd,
Een nieuwe taal in ons te maken.
Tijd geef ik golven om te glooien,
En dalen om in weg te zinken.
Mijn ijstijd zal ik je ontdooien.
Mijn dorre duurzaamheid ontplooien
Om in een vluchtig ogenblik
Van tijd, van tijd en jij,
Van tijd, van tijd en jij en ik,
Een nieuwe taal te laten klinken.
Tijd geef ik adem om te leven,
En woorden om ons los te weken.
Mijn levensdagen nauw verweven
Met jou. Zie, onze jaren dreven
Snel opgelost gewoon voorbij.
Om zo als ik en tijd,
Om zo als ik en tijd en jij,
Een nieuwe taal te leren spreken.
16. Droom
dhf. 02.07.81
Ik stond laatst bij een waterput
Op een verlaten heide
Er kwam een man, die nam mij mee
De put in en van lieverlee
Er kwam een man, die nam mij mee
De put in en van lieverlee
Zag ik de diepe blauwe zee
En wij verdronken beide….
En op de bodem van de zee
Daar was geen grond, maar slangen.
Dat vrat elkaar en vrat elkaar.
Toen was er nog een enkel paar.
En even later één nog maar,
Die hield zichzelf gevangen.
En door de ring, die zo ontstond
Verdween ik, als tevoren
De ring trok dicht. Ik was alleen
Het werd heel donker om mij heen,
Ik moest iets zoeken, naar het scheen,
Maar ik had niets verloren.
Hij zat in de gevangenis
En wist: ik krijg de kogel.
Hij zag een vrouw, die naar hem boog
Toen ging de blinddoek voor zijn oog.
Hij viel…. Maar gek, hij viel omhoog,
Kon vliegen als een vogel.
En in de hoge blauwe lucht
Daar was een vreemd gebeuren:
Men liet ballonnen naar omhoog;
Er stond wel wind, maar niets bewoog;
Het werd een grote regenboog
Met schitterende kleuren.
En zelf werd hij de regenboog
Met licht en lucht verbonden.
De kleuren drongen door hem heen.
Veel mensen waren op de been.
Iets was verloren naar het scheen,
Maar hij had niets gevonden.
Ik trof laatst op een wandeling
En open plek in ’t bos
En ik zie jou en jij ziet mij;
Jij huilt, we lachen allebei,
Ik pak je hand en dan zeg jij:
Ik laat je nooit meer los.
Toen, waar het eerst nog open was
Stond plotseling een boom.
De boom verkleurde per seizoen,
In ’t najaar bruin, in ’t voorjaar groen.
Maar verder leek hij niets te doen…
Een wonderlijke droom.
Wij keken er verwonderd naar
Zoals die boom daar stond.
Wij stonden daar wel honderd jaar
En groeiden langzaam, langzaam maar
Met onze handen in elkaar
En voeten in de grond.